Prokris en Kephalos, een tragische liefdesgeschiedenis.

Pierre-Narcisse Guérin, Aurora en Cephalus (1810: Louvre)
Prokris was een dochter van koning Erechtheus uit Athene; zij huwde de schone Kephalos, de zoon van Deion uit de plaats Thorikos in Attika en niets scheen hun huwelijksgeluk in de weg te staan, want beide jongelui waren tot over hun oren verliefd op elkaar.

Pierre Claude François Delorme, Cephalus ontvoerd door Aurora, 1851
Helaas begonnen de problemen al een maand na hun huwelijk. Toen Kephalos op jacht was werd hij gezien door de godin van het ochtendrood Eos (of Aurora in het latijn), die de jongen voor zich wilde en hem tijdens een middagdutje ontvoerde. In haar prachtige paleis probeerde Eos hem te verleiden, maar Kephalos kon alleen aan zijn eigen vrouw denken en ging op geen van haar avances in. Woedend liet Eos uiteindelijk Kephalos gaan met de voorspelling dat zijn vrouw wel eens minder standvastig kon zijn. Hierop werd Kephalos verteerd door jaloezie en argwaan: Zou Prokris echt ..? Kephalos besloot de proef op de som te nemen en vroeg Eos om hem van gedaante te veranderen. Toen dat eenmaal was gebeurd ging hij naar huis en hij moest hemel en aarde bewegen om Prokris te spreken te krijgen. Prokris was ondertussen vooral ongerust en verdrietig over de afwezigheid van haar man en had totaal geen belangstelling voor de zeer knappe vreemdeling die alles uit de kast haalde om haar te verleiden en uiteindelijk zilver en goud bied om een nacht met haar te mogen slapen. Uiteindelijk gaf Prokris toe, waarop Kephalos zich bekend maakte en haar met schande overladen het huis uit joeg. Huilend en afkerig van elke omgang met een man zwierf Prokris door de bergen, nog slechts Artemis dienend, en met Artemis in het gezelschap van haar bosnimfen jagend en wonend in de vrije natuur, terwijl Kephalos alleen nog kon denken aan zijn en niet meer kon slapen van verlangen en verdriet. Uiteindelijk zocht hij haar op en smeekte haar hem te vergeven, haar verzekerend dat hij in ruil voor zoveel geschenken mogelijk ook ontrouw was geworden.
Opnieuw liet Prokris zich ompraten, ze verliet het gebergte en keerde met Kephalos terug naar huis en overhandigde hem twee geschenken die zij van Artemis had gekregen: een jachthond genaamd Lailaps met de eigenschap dat hij nooit een prooi zou laten ontsnappen en een jachtspeer van een op aarde onbekende houtsoort, met een gouden punt. Deze speer was zo gemaakt dat hij nooit zou missen waar hij naartoe werd gegooid. Ondanks aanvankelijke problemen brak nu een tijd van zoet geluk aan. Kephalos beminde Prokris en zij hielden van elkaar als zelden twee andere mensen.
Helaas zou deze toestand niet voortduren. Kephalos ging nog steeds vaak uit jagen, zoals hij het ook voorheen deed, hij vertrok al vroeg, met zijn nooit missende speer, een veldfles met water, brood, kaas en olijven en doorkruiste de bossen, beklom rotsen en voelde zich een met de natuur. Zijn hond Lailaps was en bij een grote drijfjacht, samen met de prooi, de teumessische vos, door de goden versteend in de buurt van Thebe. Hij miste het dier dagelijks, maar de vreugde van de jacht deed hem alles vergeten. Als de zon hoger en hoger scheen en Kephalos verhit was van de jacht, legde hij zich neer om te rusten en te eten en riep dan om een verkoelend briesje: Aura, aura, kom en vertroetel me, laat jou adem mijn hele lijf beroeren. Ik gloei van verlangen naar jou tedere omhelzing. Deze woorden, in luchthartige stemming uitgeroepen, zouden Kephalos duur komen te staan. Een andere jager hoorde Kephalos en bracht zijn woorden over aan Prokris, die direct door jaloezie werd gegrepen. Toen Kephalos weer op jacht ging sloop zij achter hem aan, niet wetend of ze hem wilde betrappen of niet. Na een inspannende jacht en achtervolging, legde Kephalos zich bezweet neer en riep om Aura, de verkoelende bries. Prokris hart stond stil. Om hem te kunnen zien door het struikgewas drong ze naar voren en brak met haar voet een droge tak. Kephalos hoorde het geluid, greep zijn speer en slingerde deze in een vloeiende beweging naar zijn prooi in de struiken. Een ijselijke gil verscheurde zijn plezier over alweer een geslaagde jacht Toen hij stilstond bij een stervende Prokris konden de gelieven niet meer doen dan afscheid nemen, beiden met spijt in het hart.
Veroordeeld wegens doodslag ging Kephalos in ballingschap naar Thebe waar hij de vader van Herakles hielp in diens strijd tegen de Teleboers. Daarna verhuisde hij naar het eiland Kephalonia, dat naar hem is vernoemd. (zie Pausanias 1.37.6).