De Byzantijnse geschiedenis na Basileios II is vooral een snelle opeenvolging van coups en tegencoups. Daarbij zouden twee (deels) externe factoren de midden-Byzantijnse periode eerst ernstig verzwakken en daarna beëindigen: de komst van de Turken en de vierde kruistocht.
De komst van de Turken
De bloei van de midden-Byzantijnse periode werd ruw verstoord, toen Turkse stammen onder leiding van Alp Arslan vanuit de Russische steppen van plan waren via Armenië naar Arabië te trekken. Keizer Romanos Digenis trad hen in 1071 met een groot, maar slecht georganiseerd leger tegemoet bij het plaatsje Mantsikert, in de buurt van het meer Van in Armenië. De Byzantijnse troepen werden vernietigend verslagen en keizer Romanos zelf gevangen genomen. Romanos wist met Alp Arslan zeer gunstige voorwaarden voor zijn vrijlating te verkrijgen, in feite niets meer dan een tribuut in goud. Bij zijn terugkeer in de hoofdstad werd Romanos echter afgezet en blind gemaakt, door hem met een gloeiend stuk ijzer de ogen uit te branden. Vervolgens weigerde de nieuwe keizer om de afspraken met Alp Arslan te respecteren, alhoewel ze niet langer over de troepen konden beschikken om Alp Arslan tegemoet te treden. De Turken reageerden hierop door af te zien van hun tocht richting Syrië en in plaats daarvan Klein-Azië binnen te marcheren. In enkele jaren tijd werd vrijwel het hele Klein-Aziatische gebied van Byzantium onder de voet gelopen. En alhoewel vooral de dynastie van de Komnenen, van Alexios I Komnenos tot Andronikos I Komnenos (1081-1180) nog een zekere restauratie wist te bewerkstelligen, zouden de Turken het gebied nooit meer verlaten.
De vierde kruistocht (1202-1205)
De beroemde oproep van paus Urbanus II van Clermont op het concilie van Clermont op 27 november 1095 om de heilige oorlog tegenover de ongelovigen te beginnen en Jeruzalem en de heilige plaatsen te bevrijden uit de handen van de Arabieren, heeft geleid tot een lange serie van conflicten tussen de Arabieren en ridders, monniken, maar ook gewone burgers uit het katholieke, “latijnse” Westen.
De vierde kruistocht deed een poging om de moeilijke weg over land te vermijden. Uitgeroepen door paus Innocentius III verzamelden de kruisvaarders zich onder leiding van Bonifatius van Montserrat in Venetië en, om vandaar naar Egypte te zeilen. Omdat de kruisvaarders niet over het benodigde geld beschikten om de Venetiaanse vloot voor de overtocht te betalen, sloten ze een overeenkomst met Venetië om eerst naar de Dalmatische kust te varen, om daar de stad Zara, die in opstand was gekomen tegen de Venetiaanse overheersing en was overgelopen naar de Hongaren, te veroveren voor de Venetianen. Zo geschiedde, alhoewel de inwoners van Zara kruisen aan de muur hingen om hun christelijke identiteit te onderstrepen, werd de stad ingenomen in 1202 en overhandigd aan Venetië.
Ondertussen had Alexios Angelos, de zoon van een afgezette keizer van Byzantium, de hulp ingeroepen van paus Innocentius III en enkele Europese vorsten om als keizer van Byzantium te worden geïnstalleerd. Hij beloofde de kruisvaarders enorme sommen goud, en onderwerping aan de Paus in Rome als zij hem op de troon zouden helpen, waarna de kruisvaarders accepteerden en Alexios zich in 1203 bij de kruisvaarders voegde. Het plan van Alexios lukte, eventjes! Toen de kruisvaarders voor de muren van Byzantium verschenen vluchtte de regerende keizer en Alexios werd als Alexios IV samen met zijn vader Isaak II geïnstalleerd als keizer. Er bleek echter niet genoeg geld te zijn om de kruisvaarders te betalen, terwijl het voorstel tot onderwerping aan de paus tot rellen leidde, waarin Alexios IV omkwam, en zijn vader gevangen werd gezet. Een overval van de nieuwe keizer Alexios V op de kruisvaarders bleek rampzalig: na enkele dagen vechten wisten de kruisvaarders Constantinopel in te maken, waarna een dagenlange plundering van de stad volgde, waarin talloze kustwerken werden vernietigd of naar Venetië getransporteerd. Na deze plundering werd Boudewijn van Vlaanderen in 1204 ingehuldigd als keizer van het nu “Latijnse” keizerrijk. In het kielzog van de vierde kruistocht zouden nu talloze ridders uit Vlaanderen, Frankrijk en Italië naar Griekenland trekken, om daar voor zichzelf gebieden te claimen.