Kerameikos - wijk en Dipylon-poort

 

Kerameikos
De Kerameikos is genoemd naar de wijk van de pottenbakkers, die in de oudheid in de buurt van de stadsmuur aan het riviertje de Eridanos lag. De pottenbakkers (en bronsgieters) hadden een heros als “beschermgod”, genaamd  Keramos, naar wie de wijk is genoemd.

De stadspoort (Dipylon)
Athene werd beschermd door een grote stadsmuur met 15 stadspoorten. De ‘Dipylon’ (in het Noordwesten van de stad) was de belangrijkste van deze 15 poorten. Dit was als enige een dubbele poort, terwijl ernaast nog een tweede poort lag, de z.g. “Heilige Poort”. Deze poorten waren imposant en het best versterkt van alle stadspoorten. De poorten lagen naar achteren toe, zodat de vijand bij een bestorming eerst door de muren heen moest. Het Dipylon had ook de grootste binnenplaats in vergelijking met andere stadspoorten De binnenplaats was 22 x 41 meter. De poort was onder andere zo groot en belangrijk omdat men bij de Panathenaeïsche processie voor daglicht bij deze poort verzamelde in het Pompeion (het  “processiegebouw”). Vanuit het Pompeion trok de processie, het belangrijkste religieuze festival van het antieke Athene, via de Panathenaeïsche Weg, over de agora, tot aan de Akropolis, waar het oude beeld van de godin Athene een nieuwe peplos aangeboden kreeg.

Afbeelding boven, de Dipylon en de Heilige Poort, tekening uit Stad in de Oudheid, P. Conolly en H. Dodge, Keulen 1998.

Linksboven, het pompeion, rechts plattegrond. 1. Grafcircel, 2. Gracht, 3. Eridanos-riviertje, 4. Heilige Weg, 5. HeiAlige Poort, 6. Dipylon-poort, 7. Pompeion, 8. Altaar en bronhuis.

 

Begraafplaats
Vroeger werd men buiten de stad begraven. Buiten de Dipylonpoort lag aan beide zijden van de twee wegen die de stad uit leidden de officiële begraafplaats van Athene, gebruikt van de 9e eeuw v. Chr. tot in de Romeinse tijd. Deze begraafplaats is naar de wijk Kerameikos genoemd, in de buurt van de begraafplaats.
Deze begraafplaats is een laatste rustplaats voor vele beroemdheden geweest. Toch werden hier niet alleen Atheense burgers begraven, maar ook zogeheten metoiken, burgers die uit andere delen van Griekenland kwamen, maar wel in Athene woonden. De allereerste graven in de Kerameikos bestaan uit een eenvoudige grafheuvel. Ongeveer in 800 voor Christus begon men om deze graven muren te bouwen. Deze muren versierde men met zeer hoge geometrische vazen die van monumentale waarde waren. Dit zijn de zogenaamde Dipylonvazen. De meeste vazen zijn l tot l ,5 meter hoog. Ze hebben geen bodem, zodat het plengoffer gemakkelijk in het graf kon doordringen. De vazen zijn rijkelijk versierd met geometrische banden, figuren en meanders. Ook zijn abstracte, gestileerde voorstellingen van mensen en dieren of scènes uit een begrafenisritueel op deze vazen terug te vinden. De bekende Dipylon-kraters zijn grafvazen waar de uitvaart van een overledene op wordt afgebeeld. Deze zijn nu nog te zien in het Kerameikos-museum en in het Nationale museum.
Zeer welgestelde familie’s vonden dat het allemaal nog wel wat imposanter mocht en zijn begonnen met het laten maken van beelden voor hun familiegraven. Een van de fraaiste vondsten is hier wel de zeer vroege kouros (jonge man), daterend uit 600 v. Chr. en gevonden op 5 april 2002, toegeschreven aan de Dipylon-kunstenaar, van wie al eerder beelden waren gevonden. Later lieten ze op deze beelden ook epigrammen aanbrengen. Maar in de tweede helft van de 5e eeuw voor Christus mocht dit allemaal niet meer. Men vond toen zo’n luxe rondom een graf niet nodig. Daarom lieten de Atheners tussen 430 en 338 voor Christus speciale grafstenen neerzetten, met daarop de beeltenis van de overledene, vaak in de vorm van een kleine tempel, de z.g. naiskoi. In 317 v. Chr. werd alle luxe bij grafmonumenten streng verboden. Alleen kioniskoi (kleine, ronde, onversierde zuiltjes) werden nog toegestaan.
Na de begrafenis (of crematie) werden plengoffers gebracht aan de overledene, waarna iedereen weer naar huis terug mocht keren. Wel moesten de familieleden langdurige reinigingsriten ondergaan, omdat de Grieken geloofden dat alles wat met de dode in aanraking was gekomen, onrein was en ritueel moest worden gereinigd. Later werden er nog geregeld grafrituelen gehouden.

Rechts: witgrondige Lekythoi, het type vaatwerk dat het meest werd gebruikt bij begrafenissen.

V.l.n.r., een Dipylon-vaas uit het NAM, de beroemde Hegeso-grafsteen (rond 410 v. Chr.) en een 5e eeuwse grafsteen uit Salamis, NAM . Onder, twee rouwenden bij een graf. Merk op hoe het graf door het meisje is versierd met allerlei linten, en dat er vele Lekythoi rond het graf staan. Afbeelding van een witgrondige Lekythos in het NAM.