Byzantijns Athene

Byzantijns en Ottomaans Athene 1000-1821

Waar het laat-Romeinse Athene al een zeer bescheiden omvang had, was het byzantijnse en Ottomaanse Athene nog slechts een mini-stadje, bezaaid met ruïnes, maar van geen enkel belang. In de byzantijnse tijd waren Korinthe en Thessaloniki de enige twee echte steden van Griekenland, en in de Ottomaanse tijd was daar alleen Thessaloniki nog van overgebleven. Toch kende Athene nog verschillende byzantijnse kerkjes en kloostertjes (het befaamde Monastiraki-plein in het centrum van Athene is een restant van het kloostertje (Monastiraki) dat daar ooit heeft gelegen.
Sultan Mehmet stond de Atheners een zekere mate van zelfbestuur toe: de demogerontes (raadsleden) kwamen altijd voort uit de 12 aanzienlijkste families en bestuurden de christelijke gemeente. Daaronder kwamen de nykokyriakoi  (huisheren), de pazarites (handelaren) en de xotarides (vreemdelingen), elk gekleed in distinctieve kledij. Mogelijk bestonden deze klassen echter al onder de byzantijnen. Het leven was echter voor niet-moslims soms hard: elke niet-moslim moest een “hoofdbelasting” betalen in ruil voor het voorrecht het hoofd zelf te mogen behouden; daarnaast werden in elk geval in de jaren 1543, 1547, 1553, 1555, 1559 en 1566 de kinderen uit Athene meegenomen, de jongens om te dienen in het Janitsaren-korps van de Sultan (na als moslim te zijn opgevoed), de meisjes voor het harem van de Sultan. Mogelijk om aan deze kinderbelasting te ontkomen, groeide het monnikendom  in deze jaren explosief. Tenslotte mochten niet-moslims geen huizen bezitten die groter waren dan die van de moslims, ze mochten niet paard-rijden, wapens dragen of de akropolis op gaan, en kerkklokken waren verboden.
In 1665 vermeldt een Franse kapucijner monnik dat het in zijn tijd mogelijk was de stad binnen te gaan zonder door een poort te moeten. Er waren wel enkele poorten, maar die stonden altijd open, omdat er toch geen muren waren. De smalle, onverharde straatjes leken hem dorpsstraatjes toe, terwijl de meeste (bescheiden) huizen waren gemaakt van steen, gebouwd met gebruikmaking van antieke ruïnes en versierd met delen van zuilen. Verbaasd stelde hij vast dat er bijna 300 kleine kerkjes in de stad lagen en maar 8 of  9 moskeeën, die dan weer wel waren voorzien van minaretten.

Zicht op de akropolis eind 18e eeuw. Bron: Daniël Koster,  Naar het heerlijk Griekenland, verbeelding! Voer mij heen, Groningen 1993 p. 34

Zicht op de tempel van Zeus in 1791. Bron: Daniël Koster,  Naar het heerlijk Griekenland, verbeelding! Voer mij heen, Groningen 1993 p. 43

 

Parthenon en Propylaiën in de middeleeuwen

Ali Pasha

De Byzantijnse kerkjes van Athene

Een groot aantal prachtige iconen en andere voorwerpen uit de Byzantijnse tijd zijn te vinden in het Byzantijns Museum in Athene.

 

Wanneer in 1668 de Turkse aanval op Wenen mislukt (na een lange serie successen tegen o.a. de Johannieter-orde op Rhodos en de Venetianen op Kreta), besluiten de Westerse machten om onder leiding van Venetië en Oostenrijk de Turken aan te vallen, waarbij ze de Peloponnesos innemen en Athene belegeren. De Turken trokken zich terug op de akropolis, waar ze hun vrouwen en kinderen en een grote voorraad kruit opbergen in het Parthenon, ervan overtuigd dat de Venetianen dat nooit zullen beschieten. Fout! Op 26 september 1688 bombardeert generaal Morosini het Parthenon, dat tot op dat moment geheel ongedeerd was gebleven. De erop volgende explosie is zo krachtig dat het Parthenon totaal wordt vernietigd, de Venetianen op de Philopappos-heuvel de brokken marmer over zich heen krijgen en er 300 mannen, vrouwen en kinderen sterven. De Turken geven de stad over en Morosini trekt er in triomf binnen, om er al enkele maanden later weer uit te vertrekken, met medeneming van de hele bevolking. Een aantal jaren blijft Athene onbewoond, totdat de Turken er in slagen de naar de Peloponnesos uitgeweken bevolking weer terug te lokken door hun amnestie en belastingvrijheid voor 3 jaar aan te bieden.
Na het vertrek van de Venetianen is nog maar ongeveer 1/10 van de bevolking moslim. Rond 1750 wordt Athene geregeerd door Hadji Ali Haseki, de slechtste heerser tot op dat moment. Na voor veel geld het voorrecht te hebben gekocht om Athene te regeren, perst hij de bevolking uit om zijn geld terug te krijgen. Hij vernietigde vele antieke tempels en byzantijnse kerkjes om bouwmateriaal te verkrijgen, waarmee hij de Atheners een verdedigingsmuur rond de stad laat bouwen. Vervolgens eiste hij de som van 30,000 piasters voor “advies” bij de bouw van de muur. Tegen het eind van de eeuw is hij afgezet en onthoofd, waarbij zijn hoofd in Constantinopel werd tentoongesteld als waarschuwing voor ieder die hun macht willen misbruiken.
Een vergelijkbaar lot treft uiteindelijk Ali Pasha, de Albanese tiran, die in dienst van de Sultan Epirus regeert vanuit Ioannina. Zijn droom om uiteindelijk onafhankelijk te worden van het Ottomaanse Rijk wordt actief gestimuleerd door Napoleon en later door de Engelsen. In 1798 weet hij de stad Preveza aan de Fransen te ontrukken en krijgt als beloning van de Engelsen Parga aangeboden, die hem tegen de Ottomanen willen gebruiken. Zelfs Lord Byron gaat op bezoek bij Ali Pasha, zoals door hem beschreven in het romantische gedicht “Childe Harold” en recent nog door Tessa de Loo in “Een varken in het paleis”. Uiteindelijk verliest Sultan Mahmut zijn geduld met Ali Pasha en stuurt een troepenmacht van 20.000 man om Ali Pasha te belegeren, in plaats van diezelfde troepen te gebruiken tegen de opstandige Grieken.
Behalve kerkjes en kloosters, zijn er in Athene nog enkele resten te vinden van de moskeeën die er ooit hebben gestaan en van badhuizen en fonteinen. De meeste moskeeën zijn echter ofwel gesloopt, ofwel van hun minaretten ontdaan na de bevrijdingsoorlog in 1821.