Megalopolis

Megalopolis (“Grote Stad”) is door de Thebaanse veldheer Epameinondas in enkele jaren uit de grond gestampt (371 – 368 v. Chr.) in zijn streven naar containment van de Spartanen, evenals Messene en Mantineia.  De nieuwe bewoners van Megalopolis werden deels gehaald uit de grotere Arkadische centra Tegea en Mantineia, en deels uit bijna 40 kleinere stadjes, die soms geheel werden opgeheven, en soms in sterk gereduceerde toestand mochten blijven voortbestaan. Megalopolis gold als de hoofdstad voor de Arkadische Bond, met een federale raad van 50 leden en een grotere algemene vergadering, die als “de Tienduizend” bekend stond en in het Thersileion bijeen kwam. Op z’n hoogtepunt moet de stad zeer groot zijn geweest, gezien het enorme theater dat het heeft gehuisvest. In 223 werd de stad (na meerdere vergeefse pogingen in de tientallen jaren daarvoor) door de Spartanen ingenomen en in de as gelegd, waarbij een groot deel van de bevolking onder leiding van Philopoimen naar Messenië wist te ontkomen, om enkele jaren later weer terug te keren. In de tijd van Pausanias is de stad inmiddels ernstig in verval geraakt en zou alleen nog maar verder achteruitgaan. In de middeleeuwen is de stad tenslotte verlaten, om pas na de Griekse onafhankelijkheid te zijn hersticht.

 

De belangrijkste inwoners van Megalopolis zijn Philopoimen geweest (253-183 v. Chr.), een idealistisch staatsman en strateeg van formaat, en de schrijver-staatsman Polybios (208-122 v. Chr.), die oorspronkelijk als politiek gevangene naar Rome was vervoerd (als 1 van de 1000 gijzelaars van de Achaeïsche Bond), maar zich daar ontpopte tot adviseur van onder andere Cornelius Scipio Africanus (junior), die Rome na de definitieve verwoesting van Carthago (en Korinthe) tot wereldmacht zou maken. Van zijn werken zijn de bewaard gebleven Historiën van groot belang voor onze kennis van de geschiedenis van Rome tussen 250 en 150 v. Chr.

De archeologische site is vooral het bekijken waard vanwege het theater, het grootste van Griekenland, met rond de 21.000 zitplaatsen en oorspronkelijk 50 rijen zitplaatsen (waarvan de onderste rijen met de stoelen voor de aanzienlijken nog redelijk zijn bewaard) en de Stoa van Philippos (die overigens niet door de vader van Alexander de Grote, Philippos van Makedonië is gebouwd, maar slechts zijn naam had gekregen uit vleierij van een in de 4e eeuw duidelijk Makedonisch gezind Megalopolis) aan de andere kant van de rivier. Van de door Pausanias genoemde gebouwen (waaronder het al genoemde Thersileion (een enorme zuilenhal, met een houten dak gedragen door 67 marmeren zuilen, bedoeld als vergaderzaal voor “de 10.000” (hun aantal zal gezien de ruimte voor stoelen eerder rond de 6000 hebben gelegen), maar al door de Spartanen in 223 verwoest) is verder nog slechts weinig zichtbaar, onder andere doordat de rivier de Helisson (die dwars door de stad heen liep) z’n bedding meerdere malen heeft verlegd, waardoor onder andere de grote tempel van Zeus de Redder deels in het water is verdwenen, mét andere gebouwen van de agora. Van de stadsmuren die rond de 9 km. lang zijn geweest, zijn nog slechts enkele spaarzame resten terug te vinden. De schaarse vondsten uit de stad zijn te bezichtigen in het museum van Trípoli.  Restauratie-werkzaamheden aan de antieke monumenten zijn opgestart, maar nog maar nauwelijks gevorderd. Ligging en atmosfeer wordt voor een groot deel bepaald door de rookwolken van de iets verderop gelegen krachtcentrale.

 

Het moderne stadje Megalopolis is een klein mijnstadje van tegenwoordig iets meer dan 5000 inwoners, dat meermaals door zware aardbevingen is getroffen, en bevat geen bezienswaardigheden, al bevat het enkele kerken, scholen en aardige pleinen. De energiecentrale bij Megalopolis ontneemt de stad de toch al weinige grandeur .