Gelegen in oostelijk Attika was het antieke Brauron (modern:Vravrona of Vraona) één van de oudere gemeenschappen in Attika, met bewoningssporen die tot voor voor de Mykeense tijd teruggaan. Volgens de overlevering trad de stad Brauron onmiddelijk toe tot de Bond van 12 steden in Attika, die door de mythische koning Kekrops werd gesticht. Vanaf de 8e eeuw voor Christus gold het grote heiligdom van Artemis Brauronia als het belangrijkste heiligdom voor Artemis in Attika, en het belang van het heiligdom kan onder meer worden afgelezen uit het feit dat er aan de voet van de Akropolis in Athene door Peisistratos (één van de beroemdste inwoners van Brauron) een soort filiaal van dit grote heiligdom is gesticht. Na de verwoesting van het heiligdom door de Perzen (die volgens de Atheners ook het oeroude houten beeld van Artemis hadden meegenomen dat nog door Iphigeneia, de dochter van Agamemnon zou zijn meegenomen vanuit Tauris aan de Krim) werd het heiligdom in de klassieke periode herbouwd. Mogelijk heeft de dichter Euripides zijn beroemde tragedie Iphigeneia in Tauris geschreven ter ere van de heropening van het heiligdom rond 415 geschreven. Het antieke heiligdom, gelegen ten noordwesten van het kleine kapelletje voor St. Georgios is vanaf 1948 langzamerhand opgegraven en deels opnieuw opgericht. In antieke tijd gelegen aan de zee, ligt het heiligdom nu door het dichtslibben van de kleine baai op ruim een kilometer afstand van de zee.
De belangrijkste monumenten van Brauron zijn de kleine (ong. 20 x 10 m.) tempel voor de godin, opgericht in de Dorische bouworde, direct aan de voet van de heuvel waarop ook het kapelletje staat. Aansluitend lag het “graf” van Iphigeneia, vermoedelijk van oorsprong de naam van de godin die zwangere vrouwen beschermde en de geboorte begeleidde. Tenslotte werd de tempel naar het noorden toe geflankeerd door een aan drie kanten met een zuilenhal omgeven hof, het zogeheten Parthenon van de Berinnen, opgericht in de klassieke periode. De noordelijke zuilenhal bevatte ook de verblijfsruimtes voor de arktoi, de “berinnen”, (rijke) meisjes van 10-12 jaar die daar in dienst van de godin enige tijd verbleven, totdat zij door hun eerste menstruatie tot parthenos “maagd” werden en ze in dienst van de godin Athene een jaar lang op de akropolis werkten aan de (elk jaar vernieuwde) peplos van Athene. In totaal lagen hier negen zaaltjes met exact negenennegentig bedden voor deze meisjes. Het museum gelegen op 500 meter afstand van dit heiligdom is vooral interessant vanwege de beelden van deze “berinnetjes”, met name omdat voor het overige de klassieke beeldhouwers vaak niet geïnteresseerd waren in het afbeelden van kleine kinderen.